Wolnijverheid in Mol
Na de eerste wereldoorlog herstelden de Molse wolfabrieken zich sneller dan verwacht en gingen naarstiger dan ooit aan het werk. In 1923 schreef de Brusselse krant ‘Echo de la Bourse’ dat het profiel van Mol bepaald werd door zijn hoge fabrieksschouwen. Er werkten dan in totaal 750 mensen in die fabrieken. Bij Krings aan de Markt, waar men zuivere wollen dekens maakte, werkten 250 mensen. Krings had maar liefst 70 getouwen staan en men werkte er reeds met twee ploegen. De fabriek maakte 700 dekens per dag, die per stuk 55 fr waard waren.
Elk van de vijf Molse bedrijven had een eigen specialiteit. Krings maakte dekens, de spinnerij Van iersel op de Rozenberg fabriceerde wollen draad -zo’n 800 kilo per dag- speciaal voor tapijten. Hier werkten 180 mensen.
Van Dooren, aan de Molenhoek, stelde 125 personen te werk. De fabriek van Louis Van Dooren was volledig uitgerust voor spinnen, weven, verven en appreteren. Grote specialiteit van het huis waren de befaamde ‘jacquarddekens’ en allerlei fantasie-artikelen. De fabriek produceerde 500 dekens per dag. De afzet was voornamelijk op Belgisch Congo gericht.
En dan was er de fabriek van burgemeester Van Hoof, op de hoek van de Graaf de Broquevillestraat, waar men pastoors- en paterskleren vervaardigde.
Tenslotte was er het bedrijf van Peten, ook in de Graaf de Broquevillestraat. Peten was een oude lakenmakersfamilie, waar de schapenwol uit de streek nog kon worden binnengebracht en verhandeld worden. De wol werd direct gewassen aan het washuisje, later het solferkotteke, aan de Nethe. Dat wolhuisje staat er vandaag nog altijd!
Peten had ook een winkel: “Het Rood Huis” . De specialiteiten waren lakens en satijn voor kapmantels, blauwe en zwarte serges, baaien en veloeren. Na 1918 stonden er vier getouwen bij Peten. Het bedrijf vestigde toen vooral een reputatie met rode dekens met zwarte strepen die de maat aanduidden.
Louis Van Dooren werd in Tilburg geboren uit een aanzienlijke Tilburgse lakenmakersfamilie. Zijn grootvader Maarten ontving in 1809 koning Lodewijck Napoleon in het kasteeltje van Dooren, aan de nieuwe dijk. Daar lag ook zijn lakenfabriek. Louis Van Dooren was in Tilburg de jongste zoon en voelde zich aangetrokken tot Mol waar in de Franse tijd al een familielid korte tijd een lakenfabriekje uitgeprobeerd had, aan de Lakenmakerstraat.
Louis Van Dooren zelf verbleef eerst in het hotel Duc de Brabant. In 1890 trouwde hij met Louisa Knaeps, de dochter van koperslager Karel Knaeps en Maria Frison. Zij woonden in de Nieuwstraat nr 37. In 1895 verhuisden zij naar Leuven naar de gebouwen van wat later de St-Rafäelkliniek werd aan de Brusselsesteenweg, dicht bij de Dijle. Samen met zijn schoonbroer Jan Jozef Knaeps zette hij het bedrijf daar voort, geholpen door enkele werknemers die mee verhuisden. In Leuven had men meer ruimte en kon Van Dooren de zaak uitbreiden met een kaarderij en een garenspinnerij.
In 1899 keerde Van Dooren terug naar Mol, naar de Molenhoek. Volgens de overlevering was dat omdat het Netewater beter was voor de wolverwerking. Hij nam in de Molenhoek het goed over van de lakenmakersfamilie Verboven. Na de dood van Baptist Verboven in 1869 had zijn dochter Julia Verboven die eigendom gekregen. Zij huwde met Alfons Scraeyen uit Koersel. Op 24 juli 1899 vraagt Louis Van Dooren aan de burgemeester en de wethouders van de gemeente Mol toestemming om veranderingen aan te brengen in het gebouw (de schuur) aan de Molenhoek dat eigendom was van de minderjarige L. Scraeyen: de bestaande poort te vervangen door een muur van één steen. De bestaande eikenhouten balken te vervangen door baddings welke op de buitenmuren rusten. De kolommen waarop de as van de machine zullen rusten worden geplaatst op 10,10 meter van de haag aan de tegenovergestelde kant van de grote weg gelegen. In 1903 plaatst Van Dooren een dynamo voor elektrische verlichting in zijn fabriek. Op 29 augustus vraagt hij te mogen beginnen omdat hij klanten heeft.
Hij wil dringend met zijn stoommachines beginnen. Van Dooren begon met een spinnerij en een vollerij voor wollen goederen. In 1906 verkocht theologiestudent Alfons Scraeyen de eigendom die hij in Mol geërfd had aan van Dooren. Het ging om een woning, diverse gebouwen, hangars en bijgebouwen, een groententuin en een siertuin. Alles bijeen op dat ogenblik 5 percelen. Hiervoor leende Louis Van Dooren 40.000 frank bij het Credit General Liégeois.
Vanaf 1899 groeide de fabriek aan de Molenhoek vlug. Eerst stonden er drie moderne kaardmachines uit 1896, afkomstig van Dusberg-Bosson, een fabriek uit Verviers. Moderne machinerie werd in hoog tempo aangekocht, zoals de boekhouding vertelt. Op 26 juni 1906 kocht Louis Van Dooren fabrieksgebouwen, huis en tuin voor 23.000 frank. Alles bijeen zo’n 80 are. In snel tempo worden nog in dat jaar nieuwe werkplaatsen en magazijnen gebouwd. In 1908 werkten er 86 personen. Er werden vooral rode en grijze dekens gemaakt, met een oud Mols woord, “sezies”.
In 1910 kwamen de eerste Jacquardgetouwen. Nu konden er bloemen of andere motieven ingeweven worden. In datzelfde jaar bekwam Louis Van Dooren in Brussel op een tentoonstelling een gouden medaille voor zijn schone sergiën.
De harmonie “De Eendracht” bracht hem een ereserenade. In de zomer van 1914 leverde van Dooren 500 dekens aan het Kamp van Beverlo.
Modest de Bie was een Molse priester en schrijver die iets oostelijk van de fabriek van van Dooren geboren was. In 1908 verhaalt hij hoe het met de brave boerenzoon Jan uit Achterbos verloopt, die gaat werken in de ijzergieterij van mijnheer Van Dooren. Zonder twijfel bedoelde hij de textielfabriek van Dooren.
“De andere werklieden? Wel, daar zijn er bijna geen meer die niet tot hun syndicaat behoren, en die enkelen vrezen te zeer lange Rik en zijn aanhangers. Wat de meester aangaat, die is wel zo boos niet en weet zeer goed dat op mijn werk niets af te wijzen is, maar hij schrikt voor een werkstaking…”
Terwijl Jan vol droeve gedachten met beklemd gemoed de fabriekspoort uittrekt ziet hij in de brede en diepe gracht, die de eigendom omringd, het dochterke van mijnheer Van Dooren bezig met bloemen te plukken. Eensklaps stort het meisje hals over kop in het diepe water. Wat zal Jan doen? Zal hij met gevaar van zijn leven het kind van zijn lafhertige meester trachten te redden? De aarzeling duurt slechts één seconde …
Terloops: op het einde van maart 1908 was er een staking in de fabriek Van Dooren, door het christelijk syndikaat. Van dinsdag tot vrijdag! Kardinaal Mercier kwam persoonlijk in Mol bemiddelen. Boze tongen beweerden dat de zondag daarop de familie Van Dooren vooraan in de kerk zat.
Kunstschilder Jakob Smits en Louis Van Dooren kenden elkaar goed. Het waren uiteindelijk alle twee Nederlanders. Jakob Smits kwam voor arme mensen uit Achterbos dekens halen bij Louis Van Dooren, juist voor de oorlog. Jakob Smits sprak niet van betalen. Na een tijdje vroeg Louis Van Dooren geld toen hij Smits in Mol ontmoette. Smits zei: nou, Louis, het verbaast me dat jij geld vraagt voor een goed werk.
Louis Van Dooren antwoordde: Jakob, ik heb het geld ook nodig want ik heb 8 kinderen.
In de jaren 1914-1918 staakte Van Dooren elke activiteit. De Duitsers gebruikten de vrijgekomen ruimte. Een deel van de kinderen verbleef toen bij familie in Nederland. Wel werd er een 70 are bijgekocht, in de richting van de Nethe en kwam er een lange muur langs de buurtweg nr 178.
Tijdens de tweede wereldoorlog moest de fabriek op bevel van de Duitsers stoppen op 1 mei 1941.
In 1942 werd wel achteraan een spinnerij en weverij bijgebouwd. In 1944 zaten er in de fabriek Canadezen. Men gaf een kerstfeest voor de kinderen van Mol en men ging ze halen met jeeps en camions.
In september 1918 stierf Louis Van Dooren.
Hij liet acht kinderen na. De oudste zoon Jules nam de leiding over.
In 1919 noteerde men in de boeken dat de fabriek weer draait. Het kapitaal bedroeg toen 413.000 frank. Er werden gedurig nieuwe machines bijgekocht. Er werkten toen over de honderd werknemers. In 1923 bedroeg de winst 1.082.000 frank op een kpaitaal van 2.090.000 frank.
Geen slechte zaak, zou men zo zeggen.
In 1927 werd de zaak een naamloze vennootschap. August Van De Hooydonck en Alfons Mariën, beheerders van de bank van Turnhout, maakten er toen de inventaris van. In 1928 was er een winst van 870.000fr met een kapitaal van 4.038.000 frank.
De jaren twintig waren gloriejaren. Men maakte tot 90.000 dekens per 4 jaar. In Verviers gold Van Dooren als een voorbeeld. Heel wat dekens werden uitgevoerd naar de kolonie Congo.
Bij Van Dooren verdiende het personeel omstreeks 1922:
Stoker 2.35 fr
Spinner 2.15 fr
Wever 1.96 fr
Slijper 1.90 fr
Ruwer 1.86 fr
Verver 1.80 fr
Chef de corvée 1.80 fr
Duivelaar 1.70 fr
Kaardeman 1.70 fr
Manoeuvre 1.57 fr
Chapon (spinnen) 1.35 fr
Draadmaker groot 1.24 fr
Draadmaker klein 1.07 fr
Een oud probleem: de koppeling van lonen aan de index.
Vanaf 1920 deed de vakbond zich krachtig gelden in de Molse textielfabrieken. Tot 1925 voerde de socialistische vakbond de boventoon, in latere jaren de christelijke.
De socialistische vakbond werkte vanuit het lokaal op de Rozenberg. De afgevaardigde was A. Van Aenroyde. Hoofdprobleem was de arbeidsduur: werd men betaald voor 10 uur werken of voor 9 uur werken per dag? De betaling per stuk voldeed voor de werknemers ook niet. In juli 1922 brak een wilde staking los over loonsverhoging en het ontslag van militant Vandervoort. Een scheidsrechter bracht de oplossing.
Er kwam nu ook een fabrieksraad.
De moeilijkheden in de volgende jaren gingen vooral over de aanpassing van de lonen aan de levensduurte. De werkgevers in Mol wilden daarbij niet de nationale index toepassen maar de Turnhoutse. Die index lag lager.
Bij stakingen steunden de Molse patroons elkaar, in samenwerking met de grote houtzagerij van Louis Theeuws op de Rozenberg. Vanaf 1926 werkten de twee vakbonden samen. De Molse textielpatroons meldden toen laconiek: het is ons totaal onmogelijk nog langer de index te volgen.
Jules Van Dooren stierf in 1951. Zijn familie publiceerde een Franstalige doodsbrief! Het bedrijf behield zijn familiale structuur, wat noodzakelijke aanpassingen in de weg stond.
In de late jaren vijftig kreeg de textielnijverheid het erg te verduren. De buitenlandse concurrentie nam toe. De loonkost steeg en enkel massale investeringen zouden het tij hebben kunnen doen keren. De zaken gingen uiteindelijk zo slecht dat de familieleden-bestuurders maanden achter elkaar zonder loon naar huis gingen. De werknemers kregen wel hun loon.
In 1970 werd elke industriële activiteit gestaakt.
Noodnummer KEMPVzw
Copyright © Alle rechten voorbehouden